Klimaatbeleid en mobiliteit in Utrecht

Algemeen wordt aangenomen dat een stijging van de temperatuur op aarde met nog eens 2 graden rampzalige gevolgen heeft: wegsmelten van poolijs en gletsjers, stijging van de zeespiegel, een toename van orkanen, verwoestijning van landbouwgronden, uitsterven van plant- en diersoorten, massale hongersnood.

De oorzaak van de opwarming is voornamelijk de te hoge concentratie CO2 (koolstofdioxide) in de lucht. Die maakt dat de warmte van de zon door de dampkring wordt vastgehouden en niet wordt teruggekaatst. CO2 komt in de lucht door verbranding van steenkool, aardolie, aardgas en hout (fossiele brandstoffen).

Klimaatdeskundigen voorzien dat een opwarming met 2 graden nog voor 2050 plaatsvindt als niet alles op alles wordt gezet om de uitstoot van CO2 drastisch te beperken, dat wil zeggen met zo’n 90%. Wie de feiten op een rijtje wil hebben moet het uitstekende boekje “Hitte” lezen van George Monbiot (5 euro).

Hoewel het probleem van de klimaatverandering al tientallen jaren op internationale conferenties besproken wordt en er inmiddels ook door instellingen als de Wereldbank en de Verenigde Naties op wordt aangedrongen drastische maatregelen te nemen, zijn overheden daar niet toe te bewegen.

Ook de Nederlandse overheid weigert om verder te gaan dan een beperking van 40% en dat ook alleen maar onder voorwaarden dat andere landen dat ook doen. En dus gebeurt er niets. Dat het ene land niets doet is voor het andere land een excuus om ook niets te doen. In Nederland worden nota bene nieuwe kolencentrales gebouwd en er worden in hoog tempo meer (snel)wegen aangelegd. En dat doet de uitstoot van CO2 dus juist verder toenemen.

Waarom zorgt de overheid er niet voor dat de uitstoot van CO2 drastisch wordt teruggedrongen? Onze economie en onze mobiliteit is in hoge mate afhankelijk van energie uit fossiele brandstoffen. Bedrijven als BP, Shell en Essent willen dat graag zo houden en slagen erin de politiek van links tot rechts naar hun hand te zetten.

Overigens is het niet mogelijk aan onze toenemende energie behoefte te voldoen als wij zouden afzien van het gebruik van fossiele brandstoffen. Met andere woorden wij zouden niet alleen moeten overschakelen op duurzame energiebronnen (wind, zon en waterkracht), maar ook genoegen moeten nemen met minder welvaart en afzien van het najagen van economische groei. De Partij voor de Dieren is de enige partij die dat propageert. Het politiek draagvlak voor minder welvaart is dus heel gering.

Een groot deel van onze welvaart is de auto. In een stad als Utrecht zorgt het verkeer voor 40% van de CO2-uitstoot. Doordat het gebruik van de auto blijft groeien wordt dat in de naaste toekomst meer dan de helft en wordt de auto dus de allergrootste CO2-vervuiler. Volgens berekeningen van de gemeente, de provincie en het rijk (‘Regio in beweging’) zal het gebruik van de auto van en naar het stationsgebied in 2020 het dubbele zijn van wat het in 2010 was. Van een halvering van de groei, zoals het college van PvdA, D66 en GroenLinks heeft beloofd, is dus in verste verte geen sprake.

Onbegrijpelijk is dat het klimaatbeleid van de gemeente Utrecht geen enkele maatregel bevat om het gebruik van de auto te ontmoedigen. Het Uitvoeringsprogramma 2013-2014 van Utrechtse Energie volstaat met een verwijzing naar het luchtkwaliteitsbeleid, maar ook dát beleid bevat geen concrete maatregelen om het autoverkeer terug te dringen. Integendeel: officiële doelstelling van dit college is om de autobereikbaarheid van de binnenstad en het stationsgebied in stand te houden (Nota: Utrecht. Aantrekkelijk en Bereikbaar).

Kortom, het klimaatbeleid van de gemeente Utrecht bestaat uit veel propaganda over isolatie en duurzame energie, maar voorziet niet in maatregelen die het meest voor de hand liggen en het meest opleveren: het autoverkeer terugdringen. In het dossier klimaat en mobiliteit laat wethouder M. de Rijk, die in haar vorige baan directeur was van Natuur en Milieu, zich in het geheel niet horen.