Hoe de GG&GD zich heeft laten inpakken

In het Rekenkamerrapport Geen vuiltje aan de lucht (juni 2011)  stond dat het gezondheidsaspect er in het Utrechtse luchtkwaliteitsbeleid maar bekaaid van af kwam. Dat kwam, zo stelde de Rekenkamer terecht, doordat het luchtkwaliteitsbeleid in Utrecht het werkterrein is van de dienst Stadsontwikkeling en de GG&GD er niet bij betrokken wordt. Stadsontwikkeling is gericht op de ruimtelijke en verkeerskundige ontwikkeling van de stad en ziet in de normen voor schone lucht vooral een belemmering om haar ambities te realiseren. De GG&GD zou gericht moeten zijn op het aspect gezondheid en dus zou die, in de woorden van het Rekenkamerrapport, mede “probleemeigenaar” moeten zijn, maar dan voor het aspect gezondheid.

Anderhalf jaar (!) na het verschijnen van het Rekenkamerrapport schrijft het college aan de raadscommissie Stad & Ruimte een brief (8 januari 2013), waarin staat dat tot 2019 een bedrag is vrijgemaakt van 1,7 miljoen euro, bestemd voor de advisering door de GG&GD bij ruimtelijke plannen. Uit de notitie Proceskader gezondheidsadviezen in ruimtelijke ontwikkeling voor een gezonde leefomgeving (december 2012) blijkt hoe de gemeente zich die advisering voorstelt. Wie dat leest heeft weinig ervaring en fantasie nodig om te bedenken dat de rol die de GG&GD in dat proceskader wordt toegedacht betekent dat de advisering door de GG&GD op een bureaucratische manier onschadelijk wordt gemaakt. De SSLU had er dus ook geen behoefte aan om bij het overleg over dat proceskader betrokken te worden.

Het advies (*)  dat door de GG&GD is uitgebracht over het ontwerp Uitvoeringsprogramma “Gezonde lucht voor Utrecht” is nog erger dan waar de SSLU voor vreesde. In anderhalve pagina worden de beweringen die in het ontwerp staan over het effect van maatregelen, waar de GG&GD helemaal geen verstand van heeft,  braaf onderschreven. Aanbevelingen waar de GG&GD wél verstand van heeft treft men in het advies echter niet aan. Kennelijk heeft de GG&GD dus een concept-advies geschreven waar Stadsontwikkeling alles uit heeft geschrapt wat haar niet aan stond en vervangen door wat woorden van bijval. Die worden in het ontwerp Uitvoeringsprogramma verschillende keren geciteerd. De GG&GD, zo blijkt uit haar advies, staat dus helemaal achter het luchtkwaliteitsbeleid van de dienst Stadsontwikkeling en heeft daar niets aan toe te voegen. Fijn dat alle neuzen in het ambtelijk apparaat van de gemeente Utrecht dezelfde kant uit staan.

Hebben we nu de GG&GD expertise nodig om ons te vertellen dat de hoge achtergrondconcentratie in Utrecht te wijten is aan de snelwegen? Het is trouwens niet waar. De achtergrondconcentraties NO2 en PM10 op de Oudenoord waren (2010) bijvoorbeeld hoger dan op de Vleutenseweg bij de Majellaknoop, wat toch echt veel dichter bij de A2 ligt. De gemeente geeft de snelwegen al jaren de schuld, want dan lijkt het net alsof er aan het groeiend verkeer in de stad niets hoeft te gebeuren. De GG&GD hebben we ook niet nodig om ons te vertellen dat het rijksbeleid m.b.t. dieselvoertuigen niet deugt, wat ook de aandacht afleidt van wat de gemeente zelf allemaal niet doet. De GG&GD heeft de expertise niet in huis om te beoordelen of de milieuzone voor vracht, bestel- en personenwagens veelbelovend is. Om dat te beoordelen moet je weten wat de samenstelling is van het Utrechtse wagenpark, hoeveel kilometers auto’s rijden per euro-klasse, wat precies het uitstralingseffect is van de milieuzone. Allemaal zaken waar de GG&GD helemaal geen verstand van heeft. Kortom: schoenmaker hou je bij leest!

Wat de eigen leest van de GG&GD betreft (gezondheid) daar voegt het GG&GD-advies niets toe. De GG&GD had er bijvoorbeeld op kunnen wijzen dat het ontwerp Uitvoeringsprogramma op geen enkele manier rekening houdt met de bijzondere gevoeligheid van schoolkinderen, van ouderen en van woningen (volgens de GG&GD-richtlijn zijn woningen ook gevoelige bestemmingen). Je zou verwachten dat de GG&GD de maatregelen in het ontwerp-Uitvoeringsprogramma met name zou beoordelen aan de hand van de vraag of “gevoelige bestemmingen” daardoor meer of minder worden ontzien. Je zou ook verwachten dat de GG&GD er op zou wijzen dat de maatregelen geen enkele verbeteringen inhouden voor sportterreinen en voetbalvelden, waar ook veel kinderen sporten. Je zou verwachten dat de GG&GD er nog eens op wijst dat er geen woningen gebouwd zouden moeten worden langs drukke wegen (volgens de uit 2008 daterende GGD-richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid zijn dat wegen met een intensiteit van meer dan 10.000 mvt/etmaal) en dat waar woningen langs drukke wegen staan, de intensiteit fors omlaag moet worden gebracht. Je zou ook verwachten dat de GG&GD het ontwerp Uitvoeringsplan beoordeelt op de vraag of fietsers, voetgangers en buiten spelende kinderen er wel of niet op vooruitgaan. Wie over deze en andere relevante gezondheidsaspecten geïnformeerd wil worden treft in het GG&GD-advies niets aan.

In het verleden heeft de GG&GD adviezen uitgebracht over concrete bouwplannen: de nieuwbouw van de Wartburg, de nieuwbouw van de Eben Haëzerschool (Victor Hugoplantsoen) en de nieuwbouw van het Rietveld College (Eykmanlaan). Goeie adviezen, waar het college zich niets van heeft aangetrokken. Bekend is dat de wethouder gezondheid (Everhardt, D66) zich niet of nauwelijks interesseert voor gezondheid in relatie tot luchtkwaliteit. Dat maakt het voor de GG&GD wel erg moeilijk om als “probleemeigenaar” gezondheid iets in te brengen tegen Stadsontwikkeling. Kennelijk kan de GG&GD op geen enkele steun uit het college rekenen en wordt het GG&GD advies volledig aangepast aan wat Stadsontwikkeling het beste uitkomt. Onder die omstandigheden lijkt de enige oplossing te zijn niet de GG&GD-Utrecht (al of niet met steun van de GG&GD-Amsterdam) advies uit te laten brengen, maar daarvoor de landelijke GG&GD (GGD Nederland) in te schakelen.

Bijlage6AdviesGG&GD